Per 1 januari 2025 wordt de vergunningplicht uitgebreid naar alle instellingen die zorg verlenen zoals omschreven in de Zorgverzekeringswet (Zvw) of de Wet langdurige zorg (Wlz).
Voor een goed begrip: het huidige wettelijk kader sinds januari 2022
Om de wijzigingen goed te kunnen duiden, is het belangrijk om de huidige uitgangspunten van de Wtza helder te hebben. De op 1 januari 2022 ingevoerde Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) regelt drie zaken:
- Een meldplicht voor bijna alle zorgaanbieders;
- Een vergunningsplicht en een verplicht intern toezichtsorgaan voor sommige zorgaanbieders;
- Een financiële verantwoordingsplicht.
Meld- en vergunningplicht
De meldplicht geldt voor alle zorgaanbieders in de Jeugdzorg en de Wlz. Aanbieders van jeugdhulp en gecertificeerde instellingen en zorgaanbieders die Wmo ondersteuning bieden vallen niet onder de huidige meldplicht. De plicht een vergunning te hebben geldt voor meldingsplichtige zorginstellingen die:
- Medische-specialistische zorg (doen) verlenen met 2 of meer zorgverleners of;
- Zorginstellingen met meer dan 10 zorgverleners.
Sommige instellingen zijn uitgezonderd van een vergunningplicht. Welke instellingen dit zijn is beschreven In de uitvoeringsregeling van de Wtza . Dit is bijvoorbeeld academische zorg en forensische zorg.
Intern toezicht
De wet kent de plicht tot het instellen van een intern toezichtsorgaan als waarborg voor goede en kwalitatieve zorg. Zorgaanbieders die geen vergunningplicht hebben, hoeven op grond van de Wtza geen intern toezicht te organiseren, al zijn er in de praktijk situaties waarin dit wel de aanbeveling verdient.
De verplichting tot het instellen van een interne toezichtsorgaan geldt onder de huidige Wtza voor:
- De instellingen die medisch-specialistische zorg verlenen, de instellingen waar cliënten langer dan een etmaal verblijven, de instellingen waar sprake is van persoonlijke verzorging, begeleiding of verpleging indien er meer dan tien zorgverleners;
- De instellingen waar mensen niet langer dan een etmaal kunnen verblijven en die geen medisch-specialistische zorg, persoonlijke verzorging, begeleiding of verpleging bieden indien er meer dan 25 of meer zorgverleners Onder deze categorie valt de eerstelijnszorg.
Samengevat geldt tot 1 januari 2025 geldt de verplichting van een intern toezichthouder voor:
- De ambulante eerstelijnszorg bij meer dan 25 zorgverleners;
- De medisch-specialistische zorg bij meer dan 10 zorgverleners;
- Persoonlijke zorg en begeleiding bij meer dan 10 zorgverleners;
- Bij Verblijf bij meer dan tien zorgverleners.
Lege huls?
Van belang is dat de vergunningplicht, in tegenstelling tot de meldplicht, alleen van toepassing is op hoofdaannemers. In de zorg komt het vaak voor dat de ene zorgaanbieder (de onderaannemer) op grond van een overeenkomst (een deel van de) zorg verleent voor een andere zorgaanbieder (de hoofdaannemer). Is er sprake van onderaannemerschap dan rijst de vraag of de hoofdaannemer als “lege huls” moet worden aangemerkt, oftewel verleent de hoofdaannemer zelf geen zorg alleen dan moeten de onderaannemers zelf ook over een toelatingsvergunning beschikken.
Wetswijziging per 1 januari 2025
De aangenomen Verzamelwet VWS 2023 breidt de vergunningplicht uit. Vanaf 2025 moeten alle zorginstellingen die zorg leveren onder de Zorgverzekeringswet (Zvw) of Wet langdurige zorg (Wlz) een vergunning aanvragen, ook bij minder dan 10 zorgverleners. Solistisch werkende zorgverleners blijven uitgezonderd. Bestaande zorgaanbieders die niet eerder geen vergunningplicht hadden, krijgen kosteloos een vergunning van rechtswege. Nieuwe zorgaanbieders moeten een vergunning aanvragen.
De verplichting tot intern toezicht blijft grotendeels gelijk, maar een tweede wijziging staat op stapel.
Tweede wetswijziging: medio 2025
Het kabinet wil de grens voor intern toezicht verhogen naar 50 zorgverleners voor diverse zorgaanbieders. Op grond van de Wtza is het hebben van een intern toezichthouder na de wetswijziging verplicht voor:
- alle hoofdaannemer-zorgaanbieders die medisch specialistische zorg, verblijf of persoonlijke verzorging en verpleging verlenen en
- alle eerstelijnszorgaanbieders met meer dan 50 zorgverleners.
Bij complexe zorgstructuren, zoals holdings of dochterondernemingen, mag geen getrapt toezicht ontstaan. De interne toezichthouder moet toezicht kunnen houden op de gehele organisatie, inclusief risico’s binnen dochterbedrijven.
Conclusie
Vanaf 2025 geldt de vergunningplicht voor vrijwel alle zorginstellingen. Alleen solistische aanbieders, onderaannemers (zolang de hoofdaannemer geen lege huls is) en de zorgaanbieders die uitsluitend in de Wmo en/of Jeugdwet actief zijn: zijn van deze verplichting uitgezonderd. De aan de vergunningplicht verbonden eis van de instelling van een interne toezichthouder wordt waarschijnlijk minder streng.
Minder duidelijk is wat de aard en omvang van het toezicht wordt. Wel is duidelijk dat het toezicht geldt voor de gehele organisatie inclusief de dochterondernemingen, dat het toezicht niet mag worden belemmerd door de oprichting van onderhangende juridische entiteiten en dat de kwaliteit van zorg in het toezicht moet worden betrokken. Van getrapt toezicht mag geen sprake zijn. Wanneer deze eisen zouden leiden tot de instelling van meerdere toezichthouders binnen een structuur, kan worden geadviseerd te werken in een 100% onderaannemerschap en hoofdaannemerstructuur.
Zorgaanbieders doen er goed aan tijdig te anticiperen op deze wijzigingen en juridisch advies in te winnen bij complexe organisatiestructuren.
Abaud beschikt over de juiste en relevante kennis op het gebied van de Wtza en het interne toezicht. Meer weten? Neem contact op met Andrea Dantuma of bel met ons team op 030 207 27 00. Op de hoogte blijven? Schrijf je in voor onze nieuwsbrief.